Getuigenis van Marie

Marie stond op een woensdagmiddag met een collega te praten toen er een man langskwam in het onthaallokaal van de Vlaamse Overheidsdienst waar ze werkt. De man ging achter haar bureau staan zodat ze geen kant meer op kon. Hij was dronken en zat voortdurend met zijn hand in zijn broek.

Marie: “De man was een sigaret aan het roken. Toen ik hem vroeg om die uit te doen, brak hij de sigaret in twee, doofde ze met zijn mond en wierp ze op de vloer. Intussen kwam hij steeds dichterbij. Ik had een L-vormige bureau, dus op een gegeven moment kon ik geen kant meer op. Hij hield zijn hand aan zijn kruis en had het de hele tijd over ‘zijn leuter’, ‘zijn dreupelaar’ en zei dat hij bij de dokter in het ziekenhuis moest zijn. Toen ik hem er vriendelijk op wees dat het ziekenhuis verder was, wilde hij dat ik meeging om hem de weg te tonen.”

Wat heb je toen gedaan?
Marie: “Ik heb er een mannelijke collega bij gehaald via de telefoon. Samen met de collega waarmee ik stond te praten heeft hij de man langzaam bij mij weg gehaald. Na een halfuur is hij eindelijk weggegaan. Helaas kwam hij terug, vier minuten voor sluitingstijd. Hij had een tas bij zich met daarin een halflege fles sterkedrank. Hij bleef maar aan zijn kruis prutsen en op een gegeven moment deed hij de rits van zijn broek open en stak hij zijn hand in zijn broek. Ik zei dat ik geen verplegend personeel was en dat hij mij dat niet hoefde te laten zien. Gelukkig heeft hij hem er niet uitgehaald. Ik ben harder beginnen praten waardoor mijn mannelijke collega’s opmerkten dat er iets gaande was. Zij zijn mij komen helpen en uiteindelijk zijn ze met hem naar buiten gegaan.”

Wat voelde je toen dat alles zich voordeed?
Marie: “Het was een beetje beangstigend. Maar door logisch na te denken heb ik hem niet de kans gegeven om verder te gaan. Ik ben rustig gebleven, ben voortdurend naar hem blijven kijken en heb mijn collega gebeld. Pas ’s avonds, toen ik thuiskwam, overkwam me een gevoel van angst: wat zou ik gedaan hebben als ik helemaal alleen was geweest?”

Is er sindsdien iets veranderd op je werk?
Marie: “Vroeger was ik soms alleen ’s morgens, wanneer de deuren opengingen. Ik heb tegen mijn leidinggevende gezegd dat ik dat nooit meer wil. Intussen werken we hier met meer waardoor we altijd met twee tot drie mensen samenzitten, dat geeft een beschermd gevoel.”

Het is intussen een jaar geleden. Vind je, achteraf gezien, dat je goed gereageerd hebt?
Marie: “Ik denk het wel. Ik ben rustig gebleven en mijn collega’s hebben hem zowat onder de arm genomen en hem stap voor stap buiten gezet. De tweede keer dat hij binnenkwam, zag ik hem al aankomen door de glazen deur. Ik ben toen al van achter mijn bureau gekomen zodat het geen tweede keer kon gebeuren.”